Vanaf midden jaren ’90 ging ik in toenemende mate over het klimaatvraagstuk schrijven. Naarmate ik me meer in de problematiek verdiepte werd de toonzetting van mijn stukken bezorgder en alarmerender. Verwijten dat ik overdreef, angst aanjoeg en de zaak veel te somber zag waren dan ook niet van de lucht. Toen ik na 2009 (na het nepschandaal ‘climategate’) ook nog eens de vertragende rol van klimaatsceptici aan de orde ging stellen, was het huis te klein. Tussen de sceptici bleken, naast vriendelijke mensen, ook lieden te zitten die niet schroomden te dreigen en te intimideren, mijn doen en laten te bespioneren en smaad en laster te verspreiden. Mijn analyses van de twijfelindustrie landden amper in de media die vrolijk doorgingen zendtijd te geven aan lui die aperte en aantoonbare onjuistheden verspreidden. Mijn boek De Twijfelbrigade (2014) hielp wel de fnuikende rol van pseudoscepsis op de agenda te krijgen.
Maar tot voor kort waren het vaak eenzame tijden, met slechts een beperkt aantal “Pas op, klimaatrisico’s!”-roependen in een woestijn van ontkenning en ongeloof.
Ik leerde beter in te zien en te aanvaarden dat dit soortreacties nu eenmaal onvermijdelijk zijn als reactie op signalen dat de oude succesformule – in dit geval: permanente economische groei mede gebaseerd op goedkope brandstoffen – niet meer houdbaar is. Begrip voor de beperkingen die de condition humaine nu eenmaal met zich meebrengt stemt mild: we zijn slecht in staat om wezenlijke veranderingen tijdig te zien aankomen en bij testuren. In ons boek De Aardse heeft Koorts (Engelse uitgave: Earth Fever) onderzochten we de impact van de klimaatcrisis op de menselijke psyche, en de wijze waarop we ons tot dit existentiële vraagstuk zouden kunnen verhouden. De mildheid die bij het schrijven van dat boek ontstond was mildheid jegens het menselijk gedrag dat de problemen veroorzaakt, maar die neemt op zich de zorgen over de problemen niet weg. Integendeel, in die tijd waren de analyses dat we afstevenden op een opwarming van 4 graden Celsius in 2100, of misschien wel 6graden als de boel tegen zou zitten. Zes Graden, heette niet voor niets het boek het boek van Mark Lynas uit 2007 (grondig herzien in 2020)dat graad voor graad de gevolgen van de opwarming beschrijft. Wat is, in dit licht bekeken, het smalle paadje van de hoop, tussen ongegrond optimisme en verlammend pessimisme? Dat lag (en ligt m.i. nog steeds) volgens ons in de moed de werkelijkheid onder ogen te zien ook al is deze zeer onaangenaam, en toch hoop te houden dat er wat kan veranderen en op basis daarvan te blijven handelen. Hoop in de Haveliaanse betekenis: innerlijke inspiratie om te handelen, los van wat er in de werkelijkheid gebeurt. Vooral politiek-maatschappelijk te handelen: de problematiek in het publieke debat aan de orde te blijven stellen en (collectieve)handelingsperspectieven uit te werken en daarvoor te ijveren, liever en effectiever dan binnen de spelregels te proberen de eigen individuele keuzes en gedragingen te veranderen. Een beter milieu begint niet bij jezelf, schreef Jaap Tielbeke later terecht in zijn gelijknamige boek.
We leven nu een kwart eeuw na het Kyoto-protocol, en zevenjaar na het klimaatakkoord van Parijs. In vergelijking met begin deze eeuw ben ik optimistischer geworden over klimaatbeleid in beperkte zin. Hoewel het momenteel bon ton is te roepen dat er niks gebeurt en er alleen sprake is van blabla, moet toch worden vastgesteld dat de prognoses van 4 graden opwarming bij de huidige beleidspakketten moeten worden vervangen door het vooruitzicht van minder dan 3 graden opwarming. Dat is nog steeds veel te hoog, maar er is ook vooruitgang, en er zitten nog verdere verbeteringen in het vat. Maximaal 1,5 graad opwarming gaan we zeker niet redden, maar maximaal 2 à 2,5 graad lijkt me nog wel haalbaar. Zeker als we, in het bijzonder de maatschappelijke organisaties, het taboe op CO2-afvangen opslag vaarwelzeggen. We zullen die optie hard nodig hebben. Mijn zorgen over klimaat sec nemen dus (heel) beperkt af, maar andere zorgen nemen (nog meer) toe: over neveneffecten zoals de gevolgen van de klimaatoplossingen voornatuur en biodiversiteit, en meer nog over de voortzetting van de economische groei die dan nu weliswaar met CO2-vrije energie wordt aangejaagd, maar verder even planeetvernietigend blijft. Tijd om mijn klimaatalarmisme door economische groei-alarmisme te vervangen.
Jan Paul van Soest
Verschenen in Energiepodium, januari 2023